[Test] Onderbroeken om het bodemleven beter te leren kennen

Grappig tafereel midden op de akkers. Een groep landbouwers en deskundigen hebben een put gegraven om daarin een grote, gloednieuwe en vlekkeloos witte onderbroek in te begraven. Begin mei 2021 begroeven het Parc naturel régional des Caps et Marais d’Opale en enkele landbouwers die bij het programma Transaé betrokken zijn, in experimentele percelen zeven onderbroeken om na te gaan in hoeverre deze ontbinden in een periode van twee maanden. Maar waarom onderbroeken begraven? Omdat dat een snel en gemakkelijk protocol is dat weinig kost en visuele informatie verstrekt over de biologische activiteit in de bodem. Hoe meer deze laatste ontwikkeld is, hoe sneller de onderbroek zal ontbinden.

Het protocol

Bij dit protocol wordt een ondeerbroek van, bij voorkeur, 100% biologisch katoen ingegraven op een diepte van 15 cm; de locatie wordt gemarkeerd, zodat de onderbroek 2 à 3 maanden later weer bovengehaald kan worden. In het kader van het Interreg-programma Transaé werden van mei tot juli 2021 bij vier Franse landbouwers zeven onderbroeken begraven:

  • twee in percelen met tarwe,
  • één in een tijdelijke weide van twee jaar,
  • één tussen wijnstokken,
  • één tussen voorjaarsgerst,
  • één tussen koolzaad.

De bedoeling is om na te gaan in hoeverre de bodem leeft en aan welke snelheid organisch materiaal vergaat. Door de biologische activiteit in de bodem te bestuderen kan informatie ingewonnen worden over:

  • de mate waarin nutriënten die in de organische stoffen opgeslagen zijn, vrijkomen;
  • biologische regulering;
  • structurering en doorluchting van de bodem (gevoeligheid voor erosie, inklinking, verdichting).

Wie maakt dat de onderbroeken vergaan?

Als de resultaten bestudeerd worden, moet aandacht besteed worden aan de organismen die verantwoordelijk zijn voor het ontbinden van de onderbroek. Het bodemleven kan in vier klassen onderverdeeld worden volgens de grootte van de organismen, die stuk voor stuk deel uitmaken van de voedselketen:

  • de megafauna omvat de grotere dieren, zoals mollen;
  • de macrofauna (4-80 mm) omvat de dieren die makkelijk met het blote oog te zien zijn. Daartoe behoren bijvoorbeeld de regenwormen, maar ook de insecten en hun larven (loopkevers, kniptorren, ...), de naaktslakken, de pissebedden (link naar het artikel over loopkevers). Deze groep wordt vaak die van de bodemingenieurs genoemd, want zij kunnen hun omgeving grondig wijzigen, bijvoorbeeld door de gangen die regenwormen graven;
  • de mesofauna (0,2 mm à 4 mm) omvat de mijtachtigen en de springstaarten;
  • de microfauna (minder dan 0,2 mm) bestaat uit rondwormen, bacteriën, schimmels, protozoën en beerdiertjes.

Een hecht netwerk dat voor iedereen gunstig is

Al deze individuen maken deel uit van een complex en zelfregelend voedselnetwerk dat, als één schakel verstoord is, zelf ook verstoord geraakt. Het bodemleven vervult drie hoofdfuncties:

De bodem structuur geven

Het bodemleven geeft structuur aan de bodem door deze te mengen en luchtiger te maken. Aan de oppervlakte mengt het bodemleven stalstro met de bodem, waardoor het gemakkelijker ontbonden wordt door de micro-organismen in de bodem. Dieper in de grond zorgen mega- en macrofauna ervoor dat de bodem verlucht wordt, bijvoorbeeld door gangen te graven (mollen en regenwormen). Dankzij deze gangen kunnen water en zuurstof gemakkelijker doordringen, tot diep in de wortels, en ontstaat een omgeving die voor heel het bodemleven gunstig is. Een goed doorluchte bodem draineert beter en is daardoor minder vatbaar voor erosie.

Organisch materiaal afbreken

In tweede instantie zorgt het bodemleven ervoordat organisch materiaal in de vorm van voedingsstoffen makkelijker opgenomen wordt door de teelten. De macro- en mesofauna verteren het organische materiaal tot steeds fijnere stoffen, zodat ze toegankelijk zijn voor de onderste voedingslagen en uiteindelijk voor de teelten in de vorm van voedingsstoffen. De microfauna – en dan vooral de schimmels – stabiliseren de bodemaggregaten die gevormd werden, waardoor de porositeit van de bodem behouden blijft. Tegelijkertijd vormt zich tijdens deze ontbindingsprocessen in de bodem ook relatief stabiel organisch materiaal, dat humus wordt genoemd. Dit organische materiaal in de bodem speelt een doorslaggevende rol voor de fysisch-chemische eigenschappen van de bodem (structuur, porositeit, waterretentie, water- en luchtdoorlaatbaarheid, opwarming, stabiliteit, ...).

Biologische regulering van de bodem

Tot slot draagt een zeer actieve en vooral zeer divers bodemleven bij tot de biologische regulering van bodemorganismen. Aangezien alle schakels van elkaar afhangen, is de kans klein dat een soort zo sterk woekert dat ze alle andere soorten verdringt. Als deze processen niet verstoord worden, houden ze het bodemecosysteem in evenwicht en kunnen ze de ontwikkeling van ziekteverwekkende of voor de teelten schadelijke organismen in goede banen leiden.

Source : Biofertilisants.fr

Een goed werkend en efficiënte bodem is ook vruchtbaarder:

  1. de ontbinding van organisch materiaal wordt bevorderd en dus zijn de voedingsstoffen beschikbaar die de teelten nodig hebben om te groeien;
  2. de bodem wordt beter gestructureerd en verlucht en is poreuzer, wat een niet te verwaarlozen onderdeel is in de strijd tegen erosie. Een poreuze bodem voert immers het water af en voorkomt dit fenomeen;
  3. er wordt een strijd gevoerd tegen de schadelijke dieren voor de teelten : hoe diverser het ecosysteem, hoe meer mogelijkheden het heeft om schadelijke soorten (parasieten, ongedierte, enz.) te bestrijden.

Test met de onderbroek biedt vrij goede resultaten

Even terug naar onze onderboeken. In welke staat vinden we ze terug, twee maanden na ze begraven te hebben? Uit de resultaten van het protocol blijkt dat er in de bodem over het algemeen genomen een goede biologische activiteit is. Van de zeven begraven onderbroeken zijn er zes vergaan (zie foto’s). Eén onderbroek daarentegen vertoont nagenoeg geen sporen van ontbinding. Als we de resultaten vergelijken met de bodempraktijken op de percelen, zouden we dit kunnen verklaren door het feit dat het perceel in augustus 2020 werd omgeploegd. Volgens het INRA van Dijon zijn er na het ploegen immers minder micro-organismen. Als de bodem echter niet bewerkt wordt of als verminderde bodembewerking wordt toegepast, neemt de microbiële biomassa toe en zijn er meer schimmels. Op basis daarvan kunnen we veronderstellen dat de onderbroek in het tarweperceel minder ontbonden is doordat er minder micro-organismen zijn. Verder is het interessant om deze resultaten te vergelijken met de regenwormtellingen op de percelen van het experiment. Uit die tellingen blijkt dat hoe meer regenwormen er zijn, hoe meer de onderbroeken vergaan is. Uiteraard verklaart de activiteit van de regenwormen slechts een deel van het ontbindingsproces en zijn er verder doorgedreven analyses nodig om de onderliggende processen te verklaren. Zoals we eerder al zeiden, maakt de macrofauna organisch materiaal toegankelijker door het te fragmenteren. We kunnen onze vorige hypothese dan als volgt aanvullen: op het omgeploegde perceel is de ontbinding minder uitgesproken doordat de macro- en microfauna er minder overvloedig aanwezig zijn, waardoor de ontbindingsketen trager verloopt. In het kader van het project dat de strijd aanbindt tegen bodemerosie, werden in de vallei van de Hem in Hauts-de-France nog meer onderbroeken begraven en de resultaten daarvan vertonen dezelfde patronen als voor Transaé. Tot slot is de test met de onderbroeken ook bijzonder interessant omdat hij informatie oplevert over de activiteit in de bodem. Bovendien heeft de test heel wat voordelen: hij kan snel gerealiseerd worden, kost weinig en is zeer visueel. De test interpreteren daarentegen is eerder complex; daarom wordt aangeraden om deze test te combineren met andere studieprotocols over het bodemleven. Voorbeelden zijn het mosterdprotocol voor regenwormen en de theezakjestest [theezakjestest] (https://transae.eu/nl/actualites/test-du-sachet-de-the-par-les-agriculteurs-sur-les-3-versants). Om de verschillende groepen van de pedofauna te determineren, voerde het BISES-project, dat door verschillende onderzoeksinstellingen wordt ontwikkeld, elf protocols in, specifiek voor de oppervlaktefauna, de dieptefauna en de ontbindingsfuncties. Het voordeel van deze protocols is dat ze eenvoudig zijn, snel gebruikt kunnen worden en maar weinig kosten http://www.particitae.upmc.fr/fr/faune-du-sol.html